Sarmato-Alaans cavalarist, 1e-2e eeuw

Alaans cavalerist, 1e-2e eeuw (1)

De Alanen

Fibula

Fibula, 1e - 2e eeuw (2)

*

De Alanen De Sarmaten Sporen Home

*

De Herkomst

Over de voorouders van de Alanen zijn veel gissingen mogelijk. We zullen de verschillende volkerennamen achtereenvolgens bespreken.

Tocharen

In de Tarim vallei aan de westgrens van China worden vanaf de 2e eeuw v.c. de Seres, bewoners van Serica, het Zijdeland vermeld. Ze worden ook Tocharen genoemd. De Chinezen noemden hen Yuezhi. Ten westen van hen woonden de Wusun. Vanaf het begin van de 2e eeuw v.c. beheersten zij de zijdehandel die over de zijderoute van China naar India en Perzië liep.

Cover illustration of Christopher I. Beckwith Empires of the Silk Road

Nomadenleiders-echtpaar aan de zijderoute. Hij heeft als helmteken een staand hert. (3)

De zijderoute liep vanaf het oude China door het Tarimbekken dat destijds als een deel van India werd gezien en Serinda werd genoemd, maar later door de Chinezen veroverd werd en de Chinese provincie Xianjian werd. Deze provincie werd in het Westen ook wel Oost-Toerkestan genoemd. (4) (5)

In het Tarimbekken boven het zoutmeer van Loulan zijn mummies gevonden van 1000 tot 2000 jaar v.c. De mummies, die door de droogte goed geconserveerd zijn, hebben een Europees uiterlijk. Ze zijn lang, hebben hoge neusruggen, forse baarden, ronde oogkassen en vaak blonde of rossige haren en ze zijn in fraaie en goed bewaarde kleding begraven. In één mummie werd DNA gevonden, hij had haplogroep R1a. Op een spiegel uit een grafveld in Xinjiang, ca. 500 v.c. is de C vormige Chinese draak afgebeeld. Eeuwen later was dit het insignis van de Taifali van een Romeins legioen in Engeland. De Taifalen woonden in Sarmatia aan de overzijde van de Donau tegenover Pannonië en waren een buurvolk van de Sarmatische Iazygen, waarmee ze vaak samenvochten in een Romeins legioen.

Mirror, excavated from cemetery site 'Chawuhugou', Hejin county, southern Xinjiang

Spiegel
Chawuhugou grafveld,
Xinjiang China. (6)

Andronovo Cultuur

C vormige jade draak, Hongshan cultuur

De C vormige voorstelling van een draak is al bekend in de Chinese Hongshantijd (c. 4700-2920 v.c.) door jade afbeeldingen. De Chinese vleugel- en vaak ook pootloze draak, met een parel in zijn baard, is een symbool geluk en welvaart.

Hun taal, bekend uit geschriften die dateren uit 300 n.c. is Tochaars (Toegrisch), een Indo-Europese taal. Zij zijn mogelijk de voorouders van de Yuezhi die hier ten tijde van de Han-dynastie woonden.

Insignia Viri Illustris Magistri Equitum Taifali

Insignis Taifalen
in Romeins legioen.

De Tocharen, waren semi-nomadische herders en jagers. Loulan was destijds een belangrijke karavaanhalte in een oase op de zijderoute. DNA testen zijn niet eenduidig. (7).

Het is zeer aannemelijk dat dit Indo-Europese volk, dat een millennium v.c. in het Tarimbekken, de huidige Chinese provincie Gansu, woonde dit symbool hebben overgenomen.

Yuezhi

Vanaf het einde van de 4e eeuw v.c. begon de Chinese expansie. Hierdoor werden de aanvankelijk vredelievende veehoudende nomaden de Hiung Nu, in het westen Hunnen genoemd, naar het westen verdreven. Later, in 176 v.c. verdreven de Hunnen de Yuezhi weer verder westwaarts. Het was waarschijnlijk een groep van dezen, de huidige Magyaren, die zich vestigde in Turgayskaya Oblast (Turgai) in Kazachstan.

De Chinese Han keizer Wudi zocht in 138 v.c. steun van de Yuezhi tegen de Hunnen (Xiongnu) die zowel de Chinezen als de Yuezhi voortdurend aanvielen, waarschijnlijk als gevolg van overbevolking. De keizer bouwde toen een grote muur tegen de Xiongnu die nu nog bestaat.

Het grootste deel van de Yuezhi trok onder hun druk verder. Zij trokken De Oxus over, de huidige Amu Darya. Deze was een scheidslijn tussen de barbaarse nomadenvolkeren en de Griek-Hellenistische sedentaire wereld van Perzië. Zij vestigden zich in de welvarende Perzische satrapie Sogdiana. Zij verdreven hier de Parthen en doodden hun koningen. Dit gebied lag waar nu Oezbekistan ligt. Zij behielden de dominantie in de tussenhandel op de Zijderoute tussen China en het Midden-Oosten.

Het Kushana Rijk

Een van de vijf stammen van de Yuezhi, de Guishuang, veroverde in de 1e eeuw n.c. de macht in deze streek en stichten daar het welvarende rijk Kushana. Op het hoogtepunt van zijn bloei omvatte dit Noord-India, Pakistan, Afghanistan en Baktrië en grensde in het Noorden aan Sogdania. Het bestond tot rond 240 toen het door de Perzische Sassaniden werd veroverd.

The Kalash

Het volk van de Kalash leeft in de Hindu Kush bergen van Pakistan. Hun uiterlijk lijkt sterk op dat van West-Europeanen en hun geloof wijkt sterk af van dat van zijn zijn buurvolkeren. Zij zijn geen moslim of Hindoe maar behielden hun oude geloof, Velen hebben opmerkelijk blond haar en blauwe ogen.

De Kalash vormen een genetisch geïsoleerde bevolking bij wie tussen vermoedelijk 990 tot 210 voor onze jaartelling een samensmelting plaats vond met een volk dat het meest verwant lijkt aan huidige West Europeanen, maar waarvan de origine nog niet vastgesteld is. Deze periode overlapt de tijd van Alexander de Grote van 356 tot 323 voor het begin van onze jaartelling. De huidige overlevering verteld dat ze hieruit stammen. Maar dit staat absoluut niet vast. (7c).

Mogelijk zijn zij afstammelingen van de Yuezhi of anders van een ander uit het Noorden afkomstig nomadenvolk, Scythen of Saka,

Strijder graftombe te Kumtura (Mingoi) girl from kalash pakistan with facial tattoos

Meisje uit het Kalash volk in Pakistan
met historische tatoeages (8a)
*
Beeld van een strijder
graftombe te Kumtura in Tarim vallei,
China ca 4e-5e eeuw.

Kalashmeisje
Kalashmeisjes

Meisjes uit het Kalash volk in Pakistan in historische feestkledij.

Schattten aan de Oxus

Aan de Oxus zijn veel schatten gevonden. Al in het jaar 1880 is bij deze rivier een rijke grafvondst opgegraven die sindsdien de Schat van de Oxus heet. Deels ligt hij nu in het British Museum. Later werden nieuwe vondsten gedaan waaronder de Schat van Mir Zakah, waarvan een groot deel zich nu in Japan zou bevinden. En recent de De schat van Tillya-tepe.

De schat van Tillya-tepe

Deze schat is gevonden in de grafheuvel van een nomadische prins en zijn vijf vrouwen. Drie van hen hadden typische Sarmato-Alaanse juwelen meegekregen. Tegelijkertijd zijn zij in één grafheuvel maar in vijf afzonderlijke tombes begraven. De begrafenis is te dateren door de meegegeven munten. De jongste munt is geslagen in het midden van de eerste helft van de 1e eeuw n.c.

halssieraad

Er werden zes, intact gebleven, graftomben gevonden van een ongeveer dertig jarige prins en zijn vijf vrouwen. Ze waren allen ongerept en bevatten veel sieraden van inheems goud- en zilverwerk, ingelegd met edelstenen en met een paar Indiase en Chinese stukken. Deze tonen dat deze nomadische vorst contacten had met de sedentaire wereld.

In het mannengraf lag een paardenhoofd. De sieraden herinneren aan het goud van de Scythen en aan de koergans (grafheuvels) van de Oekraïne en Zuid-Rusland.

In Kossika gelegen tussen de Wolga en de Don is een zelfde soort graf gebouwd, vermoedelijk door Alanen in de tijd dat de nomaden naar het westen trokken.

gordel
sieraad
drakenmeester-hanger-detail

Er is één motief dat zeer veel in deze graven voorkomt en dat is het hartmotief dat in elk graf is aangetroffen. Het is altijd van turkoois. Dit motief komt in de oudheid zeer weinig voor.

Het is waarschijnlijk geen hart maar een blad, mogelijk is het een klimopblad. Op het heft van een rijkversierd mes zitten er stelen aan. (7a)

halsnoer-detail

*

De eerste vermeldingen als Alanen

De Alanen verschijnen voor de eerste maal vlak voor het begin van onze jaartelling in de Chinese en Perzische annalen. Zij spraken een Indo-Europese taal, maar hadden nog geen eigen schrift.

Ze leken fysiek en cultureel op de Sarmaten en hun talen waren weinig verschillend. Door eigentijdse geschiedschrijvers werden zij nog al eens met Sarmaten, maar ook met Scythen verward. Zij bestonden uit veel verschillende stammen en waren mogelijk niet van een homogene afkomst omdat sommigen de door hun overwonnen volkeren in hun groep opnamen. Zo worden oostelijk wonende Alanen beschreven met een plat, Mongools aandoend, aangezicht. Het waren semi-nomadische veetelers, beroepssoldaten, en handelaren.

De geschiedschrijver M. Ammianus schrijft rond het jaar 350 dat de Alanen vroeger Massageten werden genoemd en dat volkeren die ten noorden van de Zwarte Zee woonden als Scythen vermeld worden. Oostelijk van hen leefden de Hunnen (7b)

Duros aeterni Martis Alanos, De geharde altijd vechtende Alanen, worden ze in het begin van onze jaartelling door M.A. Lucanus genoemd. (8)

Strabo noemt hun nog As of Asioi (Asiani, lat.) maar vanaf deze tijd verschijnt de naam Alanen in de vorm van hun stamnaam Alan. In het oude Turkestan verschijnt in verscheidene toponiemen de naam Alan b.v. Alan-Kalae (Fort van de Alanen) en Kyrk-Alan. De Perzische dichter Ferdoûsî (941-1026) en de Arabische geschiedschrijver Al-Bîroûnî (X-XIe eeuw) wisten beiden nog te vermelden dat de Alanen en Aorsen of Asen vroeger aan de benedenloop van de Amou daria woonden. (9)

In de Chinese literatuur worden ze vermeld in de Annalen (Hou Han shu) van de Oostelijke Chinese Han dynastie (1-3e eeuw n.c.), als wonend bij het Aralmeer. Vermeld wordt dat zij zich eerst Yueh-zhi noemden en zich later Alan-na Alanen gingen noemen.

In de tweede helft van de derde eeuw werd door de Perzische Sassaniden een grote, lange muur gebouwd, enigszins vergelijkbaar met de Chinese muur maar kleiner, die van de Kaspische zee tot in de bergen bij Gonbad-e-Kavus liep, de Qizil-Alan, die later Alexanders wall is genoemd. Hij ligt nu in Noord-Iran vlak onder de grens met Turkmenistan.

Tezelfdertijd gingen groepen As of Alanen naar het westen, waar zij door Flavius Josephus in de 1e eeuw n.c. aan de benedenloop van de Don werden waargenomen. Het is overigens niet duidelijk of deze Alanen daar vanuit Turkmenistan dan wel rechtstreeks uit het Zevenstromenland in Oostelijk Kazachstan in Centraal Azië gekomen zijn. In het zevenstromenland worden de achtergeblevenen nog in de 7e eeuw onder de naam Az vermeld in de geschriften van de Orchonin. (10)

De Alanen zullen tot de bekendste en roemrijkste steppenvolkeren in het Zuiden van Rusland gaan horen. Ze komen voor onder verschillende namen. We zien dat enige stammen namen droegen die variaties zijn op het Indo-Iraanse Arya wat in de verschillende dialecten dan weer Arraei en Areatas en Arii werd of bij labdalisatie Alanen. De Roxolanen, Ροξολανοι (gr.), Rauxsa-Aryana (lat.), 'Schitterende Alanen' woonden het noordelijkst en werden aangeduid als de Koninklijke Sarmaten. (11). Andere namen zijn Aorsen 'Witte Alanen'.

De Romeinse bronnen maken vanaf het begin van de 1e eeuw gewag van Alanen die een groot deel van de steppen ten Noorden van de Kaukasus te bezetten. Seneca noemt de feris Alanis, woeste Alanen wonend bij de Donau, in zijn tragedie Thyestes. Het zijn Iraans sprekende nomaden, die cultureel dicht bij de Sarmaten staan. De meesten zien hen als een Sarmatisch volk en denken dat Aorsen de kern van de Alanen vormden. De schrijver Ptolomeus noemt hun Alanorsen. Zij verleenden met de Sarmatische stam de Siraken, steun aan de Romeinen bij hun strijd tegen de Bosporuskoning Mithradates III. Er zijn geen duidelijke culturele of etnische verschillen tussen Sarmaten en Alanen van die tijd, de Alanen lijken een meer aristocratisch militaire groep. Zeer wel mogelijk is de naam Alanen gebruikt om een nieuw gevormd verbond van bestaande Sarmatenstammen een eenheidsnaam te geven en is hiervoor de naam van hun gezamenlijk oorsprong genomen Arya, als genitivus pluralis Aryânâm, zoals in de naam Iran, waarbij via een dialectische labdalisatie van de r naar l de naam Alaan is ontstaan. Genetische verschillen zijn nog niet aangetoond.

De antieke schrijvers hadden hier in hun tijd ook geen helder beeld over. Bij de Parthische Oorlog van het jaar 35 spreekt Tacitus over hun als Sarmaten, terwijl Flavius Josephus hun Alanen noemt. Wat de Roxolanen betreft is niet vast te stellen of ze deel uitmaken van de Alanen of dat ze de naam onafhankelijk hebben aangenomen. Rôxs betekent licht. Zij zijn de Stralende Alanen.

De Alanen in de Oude Wereld

Kaart (in het frans) uit: Les Alains, Ie - XVe siècles, van Vladimir Kouznetsov en Iarosloav Lebedynski.

*

Het koninkrijk van de Alanen aan de Don

Het eerste koninkrijk van de Alanen waar meer over bekend is lag aan de benedenloop van de Don. Zij drongen later op naar het zuiden op en stichtten in de eerste eeuw vestingen in de Noordelijke Kaukasus. Ze kwamen niet verder door de kracht van het in de zuidelijke Kaukasus gelegen koninkrijk Kartli. De pas door de Centrale Kaukasus heette vanaf die tijd de Dari Alan, de Alaanse Poort, wat aangeeft dat dit fort gebouwd is met de bedoeling de Alanen buiten te houden. Later werd hij de Sarmatische Poort genoemd. (12) Seneca wijst er op dat alleen moedige koningen zich veroorloven de Kaspische hoogten onbeschermd te laten tegen de dappere Sarmaten. (13)

De geschreven geschiedenis van de Alanen begint in de 1e eeuw met hun deelname aan de Georgisch-Parthische oorlog in het jaar 35. Ze stonden bekend als de meest geduchte cavaleristen van hun tijd en traden vaak op als huurlingen. Zij deden invallen in Armenië en Medië in de jaren 72 waarbij zij de Armeense koning Tiridates met een lasso gevangen namen. Met rijke buit keerden ze terug. In 135 zijn ze bondgenoten van de Georgische koning Pharasmanes II tegen de Parthen en ze bedreigen Parthië, Medië en Capadocië. Later, in 230, vochten ze tezamen met de Parthen in Perzië tegen de Sassaniden. (14)

Zij vochten te paard, waarbij de prinsen en edelen, evenals hun paarden, beschermd waren door een gehard leren of metalen maliënkolder dat het gehele lichaam bedekte, zij hanteerden hun lange zwaarden met beide handen en zij gebruikten geen schilden. Op hun helmen bevestigden zij vaak hertengeweien. Het hert speelde een belangrijke rol in hun mythologie, het was een nationaal embleem.

De Romeinse historicus Ammianus Marcellinis beschrijft hun als rijzig van gestalte en welgevormd, blond van haar, angstaanjagend zelfs bij matig grimmige blik en snel met hun lichte wapens. (15)

Zij hadden geen heiligdommen om goden te aanbidden, en vereerden als hun oorlogsgod een ontbloot in de grond gestoken zwaard. Zij hadden een grote vooroudercultus.

Er was in maatschappelijk opzicht weinig sexeverschil en er waren waarschijnlijk meer vrouwelijke dan mannelijke priesters.

Hun overleden familieleden gaven ze prachtige, vaak gouden, gaven mee in het graf en zij riepen hun steun aan in de strijd. De verering van hun mooiste zwaard, door Kalyben gesmeed, brachten zij over op de Engelsen, daarover later. De Kalyben woonden in de Noordelijke Kaukasus.

Detail halssnoer, Afghanistan, Tillya-tepe, graf VI, tweede kwart 1e eeuw, na chr., goud turkoois, Nationaal Museum van Afghanistan, Sarmatische prinses, haar hoofd had de kenmerkende vervorming zoals bij Sarmaten gebruikelijk was

Detail van gouden halssnoer van Sarmatische prinses, Tillya-tepe, graf VI, 1e eeuw n. Chr. (17)

In de 3e eeuw kwam er vanuit het Noorden een invasie van de Goten, die zich vestigden in de steppen van de Oekraïne en daardoor werd het gebied van de Alanen in tweeën gesplitst. Er ontstonden twee Alaanse rijken, één oostelijk aan de benedenloop van de Don, in het huidige Rusland en één westelijk aan de benedenloop van Donau, nu Roemenië. In deze regio leefden ook veel Sarmaten. Hoewel ze nu over twee gebieden verdeeld waren bleven de Alanen tot in de 4e eeuw een belangrijk volk in de Oost-Europese steppen.

Een groot aantal Alanen trok zich terug achter de Kaukasus. Uit hun is daar later het middeleeuwse koninkrijk Alanië voortgekomen. De bewoners van de huidige republiek Alanië-Noord Ossetië pretenderen hun afstammelingen te zijn.

Alanen handhaafden zich nog enige eeuwen, tezamen met een aantal Goten, in het Bosporische Rijk, het koninkrijk op de Krim.

Het Alaanse koninkrijk op de Krim
Tryphon zoon van Adromenos als Sarmatisch cavalerist

Tryphon, zoon van Andromenos, raadsheer aan het hof van het Cimmerische rijk aan de Bosporus
1e-2e eeuw als Sarmato-Alaans cavalerist.

De invasie van de Hunnen in de 4e eeuw maakte aan deze hegemonie een einde. De Alanen die de steppen tussen de Don en de Oeral bewoonden werden omstreeks 375 aangevallenen velen sneuvelden. Overlevenden werden toen in de gelederen van de Hunnen opgenomen die vervolgens de Gothen aanvielen. Een ander deel van de Alanen trok zich met groepen Gothen terug achter de Djnester. (16)

De Alanen op de Krim waren al, in navolging van de Romeinen, in de 4e eeuw christenen geworden. Bij de Assen of Osseten van de Kaukasus begon dit geleidelijk vanaf de 7e eeuw. De koning was toen christelijk, maar in de tiende eeuw was de bevolking nog het oude geloof toegedaan. Er was nog geen kerkelijke organisatie.

In de 5de eeuw leverde het Bosporuskoninkrijk strijd tegen Goten en Hunnen en verzwakte en werd vazal van het Byzantijnse Rijk. Vanaf die tijd dienden Alanen op hoge posten in het Oost-Romeinse, het Byzantijnse Rijk, zoals Ardabur en zijn zoon Aspar tussen 420 en 471. Zij waren Alaanse edelen die opgenomen werden in de aristocratie van het Rijk.

Het Alaanse koninkrijk van de Kaukasus

Het Kaukasische Alaanse rijk strekte zich in de zesde eeuw uit op de noordhellingen van de Kaukasus tot aan de Kaspische Zee. De Alanen waren toen sedentair geworden, er ontstaan versterkte dorpen en een vijftal steden. De bevolking verdubbelt zich van de 6e tot de 9e eeuw. Ze waren in twee groepen verdeeld, de oostelijke en de westelijke, later werden er vier groepen onderscheiden.

Vanaf de 7 de eeuw is naast de naam Alanen ook Assen of Osses gebruikelijk, vooral in Oosterse bronnen. De bevolkingsopbouw wordt feodaal met een duidelijke adellijke klasse van grondbezitters, wier leiders het niveau van koningen bereiken met de titel van Aldar zoals die later ook in Hongarije ontstaat na de instroom van Alano-Magyaren. Bij de Byzantijns Perzische oorlogen in de 7e eeuw kozen zij partij voor de Persen. (20)

Het Khazaren Rijk

Bij het noordelijk buurvolk de Khazaren stichtte een bloeiend rijk dat gedurende een half millennium floreerde. De bovenlaag is joods geworden wegens de drukke handelscontacten met de Israëlieten. Zij trokken veel Joden aan vanuit Mesopotamië en Byzantium. Er zijn aanwijzingen dat ook een aantal Alanen die onder hen leefden tot het jodendom zijn overgegaan.

Khazaria stortte in de 13e eeuw in door de aanvallen van de Mongolen waarbij ook nog de pest woedde. De Khazaren vluchtten westwaarts en vestigden zich in Polen en Hongarije, waar hun financiële en economische kwaliteiten zeer gevraagd waren. The Khazaren hypothese stelt dat zij de stamvaders zijn van de Ashkenasische Joden, en daarmee van 90 percent van de huidige 13 millioen Joden in de Wereld.

De Geographic Population Structure (GPS) tool is toegepast op de genomen van meer dan 360 zowel bij Jiddisch als niet-Jiddisch sprekende Asjkenazische Joden. Dit toonde onverwacht een regio in het noordoosten van Turkije in de buurt van Trabzon. Daar vond hij vier oorspronkelijke dorpen (één werd verlaten in het midden van de 7de eeuw na Christus) waarvan de naam kan worden afgeleid van het woord "Askenaz" wat suggereert dat dit de centrale locatie is van het oude Ashkenaz. (20a)

Volgens de zogenaamde Rijnland hypothese stammen de Asjkenazim af van Joden die uit Palestina gevlucht zijn na de bezetting van hun land door de Moslims in 638 AD. Zij zouden zich eerst in Zuid Europa hebben gevestigd. In de late Middeleeuwen zouden ongeveer 50,000 van hen naar het Rijnland in Duitsland zijn gegaan en vandaar verdreven zijn naar Oost Europa. De grote bevolkingsgroei die bij hun plaatsvond kan niet goed verklaard worden. Deze zou dan veel groter geweest zijn dan bij de overige bevolking, te weten van 50,000 in de 15e eeuw naar rond de acht millioen in het begin van de vorige eeuw. Dit is een factor tien hoger dan bij de lokale, niet Joodse bevolking, en dit zou gebeurd zijn ondanks de moeilijke economische omstandigheden, oorlogen en pogroms die deze bevolkingsgroep hebben geteisterd. (20b)

Het Alaanse middeleeuwse christelijke koninkrijk van de Kaukasus

In de jaren 1032-34 streden de christelijke Alanen in een coalitie met het naburige Sarir, het latere Dagestan, tegen vijandelijke moslimvolkeren. Het land was weer sterk geworden onder krachtige koningen die door huwelijken verwant waren aan de vorsten van naburige staten. Borena van Alanië, een zuster van koning Dorguleli, was gehuwd met Bagrat IV van Georgië. Hun dochter Maria van Alanië huwde achtereenvolgens de Byzantijnse keizers Michael VII (1071-78) en Nicephoros III (1078-81) en ging daarna het klooster in. De Alaanse prinses Irena van Alanië, nicht van Maria, huwde Isaak Komnenos, broer van Alexios Komnenos, keizer van Byzantium (1081-1118).

De Alanen vochten in 1071 met een eenheid van 600 man, met de Byzantijnen tegen de Turken en met 6000 man in 1074 tegen de Noormannen, maar dit laatste deden ze slechts korte tijd omdat ze niet betaald werden.

Aan het einde van de 12e eeuw begint het verval van het Alaanse Rijk. Het valt in delen uiteen wat blijkt uit het bestaan van meerdere Ossetische koningen tegelijkertijd. Ze schitteren toch nog nog in 1154 als bondgenoten in oorlogen van het Byzantijnse rijk. In 1185 vechten ze met de Byzantijnen tegen de Noormannen bij Thessaloniki en met keizer Isaak II tegen Duitse keizer Barbarossa. Na de verwoesting van Constantinopel in 1204 door de kruisvaders en de verdrijving van het Byzantijnse Keizerhuis, waaraan hun koningen door huwelijken waren verbonden, eindigt hun invloed.

De banden met het Georgische koningshuis blijven bestaan. Bordoukan, dochter van koning Khoudan huwt de koning Geogius III, de Grote van Georgië (1156-85), een van de grootste Georgische koningen. Hun dochter Thamar (1184-1213) was een machtige koningin. Zij huwde in tweede huwelijk met de Alaanse prins David Soslan. Hoewel dit aanzienlijke huwelijken waren zet het verval in. In 1236 beschrijft een Hongaarse monnik een bijna anarchie in het land Zoveel dorpen, zoveel leiders, en niemand van hun staat onder een ander. Leiders vechten tegen leiders, dorpen tegen dorpen. De dorpelingen bewerken alleen gezamenlijk het land en allen zijn bewapend. Moorden is normaal. De vele koningen zijn machteloos.

Bij de inval van de Mongolen onder Gengis-Khan in 1222 wordt hun land geplunderd door deze uit centraal Azië afkomstige moslim. Deze aanvallen herhaalden zich de volgende decennia en het land valt in vele delen uiteen. Steden worden verlaten en er ontstaat weer een gedeeltelijk nomadische samenleving.

De laatste vermeldingen van de Kaukasische Alanen of Assen dateert van 1436. De Byzantijnse historicus Laonikos Chalcocondyles vermeld hun in 1463 nog steeds als christenen met een geheel eigen taal en hij roemt zeer hun krijgskunde en hun wapensmeden.

De volgende eeuwen leiden zij een onopgemerkt bestaan en komen in de 18e eeuw onder het bestuur van de Russische Tsaren.

Republiek Noord Ossetië-Alanië

Na de Russische revolutie van 1919 maakt hun gebied deel uit van de bergrepubliek van de Noord-Kaukasus. In 1924 wordt dit de Noord-Ossetische autonome Socialistische Sovjet Republiek. In 1990 wordt het land volledig autonoom met de naam Noord-Ossetië-Alanië. De oude naam werd hiermee weer in ere hersteld, al is het voor de kenners wel wat dubbel op, want Ossetië komt van het woord Asen. Zo werden de voorvaders van de Alanen genoemd. (21)

Volgens een volkstelling bestond de bevolking van Noord-Ossetië-Alanië in 1992 uit: Etnische Ossetiërs: 63%, Inguseten: 3%, Armeniërs: 2,5%, Russen: 23%, overige groepen minder dan 10%.

Alanen als Foederati, Gentiles en Comitatenses

Hoewel vaak gewag wordt gemaakt over onenigheden en schermutselingen tussen Romeinen en Sarmaten was er in de veel langer durende rustiger tijden steeds onderlinge handel en dienden Sarmaten, met name de Iazygen, eenmaal Argaraganten genoemd (22), en de Alanen zowel die uit het Donaugebied als uit de Krim van 2e tot de 6e eeuw in verschillende hoedanigheden in de Romeinse legers in zowel het West- als het Oost-Romeinse Rijk, als Gentiles in kleine uitheemse militaire kolonies, als Foederati, bondgenoten, in stamverband en als Comitatenses, metgezellen elitetroepen rond de keizer bij zijn veldtochten.

De Romeinse keizers waren herkenbaar aan de drakenvaandels gevoerd door het hun begeleidende Sarmatische keurkorps, zwaargewapende ruiters hun leden bedekt met dunne metalen schijfjes die zich naar hun lichaam voegden met zo'n hechte samenhang dat hun pantsers bij alle bewegingen perfect bleven passen, de klassieke Sarmatische uitrusting. Keizer Julianus voerde als Caesar de purperen drakenvaan die aan de spits van zijn een lans woei met een staart als een afgeworpen slangenhuid. (22a)

Over de legering van Alanen in het Rijk is weinig geschreven. de Notitia Dignitatum opgesteld onder keizer Honorius (395-423) is nog de rijkste bron. Het is een summiere opsomming zonder gegevens over tijdstippen en herkomst. Hier worden de prefecturen van Comitates Alani en Sarmati vermeld. Comitates waren troepen die na de legerhervorming van Diocletianus (284-305) onder leiding van een magister equitum de keizer begeleidden en vormden dus een mobiel leger. De Sarmaten hebben meest de status van gentiles wat een sterke juridische positie inhoudt gelijkwaardig aan dat van de laeti in Gallië, dit waren Romeinse burgers die uit Germaanse krijgsgevangenschap waren teruggekocht en vestingen kregen, vaak tezamen met toegelaten Germaanse asielzoekers. Het waren vrije mensen en degenen die dit nog niet hadden kregen door een in 405 aangenomen wet Romeins burgerrecht. Als tegenprestatie verbonden zij zich tot een vaak erfelijke militaire dienst onder eigen leiders en met eigen wapenen. (23)

Een Sarmaat bereikte als magister equitum, Opperbevelhebber van de Cavalerie van het Oost-Romeinse Rijk. de hoogste miliaire rang. Dit was Victor, een bezonnen en voorzichtig man. Dit was onder Valens, keizer van 369-374. (23a)

Vestigingen Noord-Italie

Vestigingen van Sarmaten en Alanen in Noord-Italië. (24)

Insignia Viri Illustris Magistri Equitum Taifali

De Notitia vermeldt vier en twintig prefecturen van Sarmaten, waarvan zeventien in Italië, zes in Gallië. Te Velay was een prefectuur van Sarmaten en Alanen en bij Poitiers van Sarmaten en Taifalen. In Engeland lag een prefectuur bij Ribchester (Lancashire). De lijst is onvolledig overgeleverd, de prefecturen in Germania secunda, net onze streek, ontbreken.

Links het embleem op het vaandel van de Sarmaten en Taifali.

Deze figuur wordt al 1500 jaar eerder gezien op aardewerk van de Tocharen uit het Tarim bekken in het vroegere Oost-Toerkestan, de huidige Chinese provincie Sinkiang getuige de tekening van prof. Mei Jianjun uit Beijing, de mogelijke voorouders van de Alanen.

De oorlogskreet of strijdkreet van de Sarmaten was Marha Marha. Onder het uitroepen van deze kreet gooide eens een Sarmaanse soldaat zijn laars in het gezicht van keizer Constantius, toen die in 335 een toespraak in Pannonië hield tot ontevreden Sarmatische krijgers. De keizer wist daarna niet meer of hij nog commandant was of een gewone voetknecht, en dacht dat zijn laatste uur geslagen had. Hij vluchtte weg en geen lijfwacht kon verhinderen dat de keizerlijke zetel met het goudbestikte sierkussen door deze muiters werd buitgemaakt. Er volgde slechts een kleine strafexpeditie omdat de keizer met spoed naar Sirmium moest terugkeren. (25)

Het eerste grote contingent Sarmaten in het Romeinse Leger is dat van de cavaleristen gelegerd in Groot Brittannië vanaf het einde van de 2e eeuw. Hieronder is een groot aantal dat Marcus Aurelius in zijn verdrag geregeld had in 175. Van de 8000 ruiters werden er 5.500 naar Engeland gezonden in groepen van 500. Niet bekend is of dit als een tijdelijke detachering bedoeld was maar een deel van hen vestigde zich daar met vrouwen en kinderen. De oude Sarmatische mythen en sagen, de Narten, leven tot op heden in Engeland en ook in Noord-Frankrijk voort.

De legendarische koning Arthur, wordt in de oudste Engelse kronieken een Keltisch-Romeins legerleider genoemd. Hij is waarschijnlijk de Sarmatische prefect Lucius Artorius Castus. In de volkssagen en overleveringen droeg hij het magische zwaard Excalibur (gesmeed door een Kalyber?) dat hij uit een rots had getrokken. Bij zijn overlijden diende dit zwaard in het water gegooid te worden. Dit is een naar Britse bodem meegebracht verhaal over de Kaukasische held Batrax. Voorts voerde koning Arthur als standaard een draak, zoals een Sarmaat dat deed. Deze legenden leefden ook aan de overzijde van het Kanaal in Armorica in Bretagne en Normandië. De Sarmaten vereerden een in de grond gestoken zwaard. (26)

Excalibur - Oorlogsgod van Sarmaten en Alanen

excalibur
Insignia Viri Illustris Magistri Equitum et Comitates Alani

De legertekens van de uitheemse ruiters.
De Alanen midden tweede rij. (27)

Sarmaten droegen in het Romeinse leger hun eigen wapens. Ze waren goede smeden. In De Kaukasus zijn de oudste wapensmederijen gevonden. Hier leefde de Alaanse stam de Kalyben. die bekend waren om hun smeedkunst. Het is mogelijk dat zij de smeedkunst in Europa hebben geïntroduceerd of daar althans hebben bijgedragen.

Hun genen worden nu het meest gevonden in bergachtige streken die rijk aan metaalertsen zijn zoals in de Alpen en in Groot Brittannië in Ierland, Wales, Cornwall, en op het Iberisch schiereiland in Cantabria, Asturias en Galicië. Het zijn geisoleerde streken ver van de Kaukasus, maar wel plaatsen waar Alanen en Sarmaten in de Romeinse tijd zijn geweest, en dus naar het lijkt gebleven zijn.

Zij kwamen als militairen in de Romeinse legioenen of als indringers tijdens de Grote volksverhuizing, en zij bleven waarschijnlijk op uitnodiging van plaatselijke heersers.

Groepen Sarmato-Alanen werden als gefedereerden tegen 455 ten zuiden van de Donau geïnstalleerd, in Klein Scythië onder hun leider Candac.

Keizer Maiorinus 457-461 gebruikte Alaanse en Sarmatische hulptroepen bij gevechten tegen de Vandalen in Afrika en na de nederlaag werden zij in Gallië gedebarkeerd, waar ze dus wel gerecruteerd zullen zijn. Ze sloegen aan het plunderen vermoedelijk wegens uitblijvende betaling en drongen daarbij in 462 Noord-Italië binnen onder koning Beorgor.

In centraal Europa bleven Sarmaten na de tijd van de Hunnen aanwezig in de Hongaarse laagvlakte. In 470 was hun laatst bekende inval onder hun leider Babaï toen ze de Donau weer overtrokken en Pannonia Secunda binnen vielen en Singidinum (Belgrado) veroverden.

De Oost Romeinse Keizer Leo I zond Theodoric, de latere West Romeinse keizer, op hen af die hen en verdreef Babaï doodde. In 568 volgden een aantal Sarmaten van de Donau de Lombarden en deden mee aan de verovering van Italië en vestigden zich daar in kleine kolonies in de Povlakte

In jeugd vervormde Sarmatische schedel

In jeugd vervormde Gotische schedel, 4e eeuw,
Globasnitz (Oostenrijk) (28)

Alanen vechten ook in de legers van andere volkeren. In het leger van de Hunnen bekleedt vanaf 379 de Alaan Safrac de rang van generaal.

In graven in Wallis (Zw.) 5e eeuw, en Valence (Fr.) 4e eeuw, zijn schedels gevonden, zoals in de Oekraïne, met de voor steppenvolkeren zoals de Sarmaten kenmerkende schedeldeformatie, ontstaan door strakke bandage van de groeiende schedel van baby's. (29)

In 401 participeerden Alanen bij de veldslag van Stilicho tegen de Quaden, Vandalen en Marcomannen van de overzijde van de Donau. In 402 vocht de Alaan Saul met de Romeinen tegen de Goot Alaric te Pollentia. Hij sneuvelde daarbij. De Alanen die onder Gratianus, Theodosius en Stilicho dienden waren gelegerd in Pannonië. De Notitia Dignitatum vermeld een Alaans regiment in het Romeinse veldleger, de comitates Alani, dat in Italië gestationeerd was en noemt ook Sarmatische gentiles in de Povlakte.

Het laatst vermeldde Alaanse regiment in het West-Romeinse Rijk was dat te Ravenna in 487, negen jaar na de afzetting van de laatste West-Romeinse keizer. Evenals de Sarmaten hadden de Alanen kleine kolonies in de Povlakte. Zij deden mee aan de verkiezing van de Oostgoot Odoaker tot Keizer en dienden later in zijn leger.

Insignis comitates Alani
VOLKSVERHUIZINGEN

De inval van de Hunnen omstreeks 375 had grote gevolgen voor de residente bevolkingen. Het Oostelijke deel van de Alanen trekt zich dan terug naar het Zuiden in de Kaukasus en vestigt zich definitief in wat het koninkrijk Alanië wordt en nu de republiek Noord-Ossetië-Alanië heet. (18)

Van de westelijke groep Alanen voegt een groep zich, na een verloren veldslag waarbij velen zijn gesneuveld, als vazallen bij de Hunnen. Deze groep vecht gedurende enige tijd als bondgenoten met hun mee. Een ander deel treedt in Romeinse dienst en zij vormen de comitates Alani, een cavalerieafdeling van het keizerlijke leger. Zij vechten onder de Romeinse generaal Stilicho, 359-408, wiens vader een Vandaal was maar zijn moeder een Romeinse burgeres. Zij strijden in Noord-Italië tegen de Hunnen. De Alanen vormden als comitates een zelfstandige groep onder leiding van een eigen magister equitum die de keizer op zijn veldtochten beschermden. (19)

De in Pannonië achtergebleven Alanen werden door de Hunnen, tezamen met de inheemse bevolking, westwaarts gedreven. Ze trokken langs de Donau naar de Rijn en ontmoetten daar de eveneens door de Hunnen opgestuwde Vandalen, Bourgondiërs en Sueben (Quaden).

De trektocht van de Alanen tijdens de Volksverhuizingen in de eerste eeuwen na Christus

De trektocht van de Alanen tijdens de Volksverhuizingen in de eerste eeuwen na Christus.
De westelijken richting Donau en Rijn, de oostelijken richting Krim en Kaukasus.

De Alanen die bij de inval van de Hunnen in 375 van de Romeinen in Pannonië asiel gekregen hadden werden enige decennia later door de Hunnen verder opgestuwd. Ze trokken langs de Donau naar de Rijn en ontmoetten daar de eveneens door de Hunnen opgejaagde Vandalen, Burgondiërs die toen aan de Midden-Main gevestigd waren en Sueben.

Omdat de Romeinse garnizoenen die de Rijngrens moesten bewaken voor het grootste deel naar Italië waren teruggeroepen om de Goten daar te weerstaan, en er alleen kleinere eenheden Frankische foederati lagen aan wie Stilicho de grensbewaking had opgedragen, kon deze massale groep ondanks fel verzet van deze Franken op 31 december 406 de Rijn bij Mainz en Worms op meerdere plaatsen overtrekken en vallen hierdoor het Romeinse Rijk binnen. De franken levereden overigens heftig verzet en wisten de Vandalen bijna te verslaan. De Alanen redden hun van vernietiging en zouden hier enige jaren later voor beloond worden toen zij in Spanje hun steun kregen bij een gevecht tegen de Goten dat zij dreigden te verliezen.

VERDELING VAN DE WESTERSE ALANEN IN TWEE GROEPEN

Hier splitsen zij zich in twee groepen. Een groep trekt onder koning Respendialis al plunderend Gallië binnen. De andere onder koning Goar stelt zich onder het gezag van de Romeinen.

Respendialis

De Alanen onder Respendialis trekken door naar Straatsburg, vervolgens door Noord-Gallië langs Reims, Amiens, Arras en Tournais (Doornik). Vooral de Vandalen lieten, volgens sommige bronnen, een spoor van verwoestingen achter. De drie volkeren zwerven gedurende drie jaar door de Gallische provincie Germania Secunda, gelegen tussen Rijn en Noordzee en trekken in 409 Spanje binnen. Ze zijn daar als hulptroepen gevraagd door de Romeinse generaal Gerontius, een vriend van Respendialis. Deze generaal is in opstand gekomen tegen de Romeinse usurpator Constantijn III. Gerontius sneuvelt in 411 bij een veldslag te Arles ondanks de krachtige verdediging door zijn Alaanse vriend. In het machtsvacuüm dat nu in Spanje ontstaat kunnen de Alanen, Vandalen en Sueben het Iberisch schiereiland onderling verdelen en zij vestigen daar hun koninkrijken.

Koninkrijk van de Alanen

Het koninkrijk van de Alanen reikte op het Iberisch Schiereiland van de Atlantische Oceaan in Portugal tot aan de Middellandse Zee. In 418 leveren zij een veldslag tegen de Romeinse legers die hun willen verdrijven. Deze bestaan hoofdzakelijk uit Gothische hulptroepen. De Alanen lijden hierbij zeer grote verliezen. Zij voegen zich daarom bij de Vandalen. Deze waren eerder door hen in Gallië gered bij een aanval van de Franken. In 422 veroveren de Vandalen en Alanen de zuidelijke havensteden en ze bemachtigen een grote zeevloot.

Koninkrijk van der Vandalen en Alanen.

De Vandaal Geiseric (31), sticht in 528 het koninkrijk der Vandalen en Alanen. Hij besluit over te steken naar Noord-Afrika en verovert daar in 430 de belangrijkste havenstad Hippo. De Oost-Romeinse keizer stuurt hierop een vloot onder leiding van de generaal Aspar, een Alaan van geboorte. die hun zonder succes bestrijdt en daarom in 535 een vredesverdrag sluit, waarin het koninkrijk der Vandalen en Alanen door de Romeinse keizer wordt erkend met Hippo, thans gelegen op de grens van Algerije en Tunesië als hoofdstad. Na het vertrek van Aspar verovert Geiseric de historische stad Carthago en krijgt nu een gigantische vloot in handen. Carthago wordt nu de hoofdstad.

Europa 500 tot 630

Europa 500 tot 630. Hier is ook aangegeven het Rijk der Vandalen en Alanen in Noord Afrika, Sardinië en Corsica. Kaart uit de Grote Historische Schoolatlas, H. Hettema Jr, 19e druk, 1959.

Vervolgens zijn zij gedurende een eeuw het dominante koninkrijk in de Middellandse zee. In Afrika, het huidige Tunesië en Algerije, liggen vruchtbare akkers die sinds tijden het graan leveren voor Rome en Italië. Alle kusten en eilanden in de westelijk deel van de Middellandse Zee zullen ze veroveren, Sardinië, Corsica, de Balearen en Sicilië. Dit rijk is gedurende de vijftigjarige regering van Geiseric het machtigste koninkrijk in deze streek. Ze domineren ook het vasteland van Italië, Griekenland en alle Griekse eilanden. Op zeer oude leeftijd sterft hun koning Geiseric in 477.

In Sardinië vestigde hij een versterking tegen invallen uit het Noorden en plaatste hier Moorse kolonisten met hun families. Het is door zijn hoge rotsige kust een natuurlijke vesting. Door Rome is het lange tijd gebruikt als verbanningsoord van lastige burgers. De autochtone bevolking was in twee facties verdeeld, landbouwers in de dorpen en nomadische herders in de bergen, die barbaren werden genoemd. De kerk bouwde hier veel kloosters.

Onder zijn opvolgers zal hun macht langzaam tanen. Het eiland Sicilië verliezen ze al in 480. Het rijk houdt stand tot 534 en wordt dan in het Byzantijnse rijk ingelijfd. Hun vroegere, door de Goten overwonnen haardsteden op het Iberische schiereiland leven voort onder de naam Got-Alanië nu Catalonië genoemd. (32)

Goar

Goar stelt zich als foederatus in dienst van de Romeinen en krijgt de opdracht vegen het gebied van Germania secunda schoon te vegen en andere indringers te weten, in ruil hiervoor krijgt hij het recht zicht te daar vestigen. Hij trekt noordwaarts en legert zich in Germania secunda in het gebied van de huidige provincies Limburg westelijk van de Bourgondiers die zich ook als gefoedereerden in dienst van de Romeinen hadden gesteld. Het is daar, en niet in in Germania Prima, bij Worms, zoals men algemeen denkt dat hun koning Gondahar (Gunther) het koninkrijk stichtte dat door de Nibelungen legende beroemd is geworden. (30)

De macht van de keizer verzwakt de komende jaren zo snel dat Goar en Gundahar, de Romeinse partriciër en generaal Iovinus in 411 in Mundiacum tot tegenkeizer uitroepen.

Waar Mundiacum precies lag is niet precies bekend. Het meest waarschijnlijk is het tegenwoordige Mündt in de Duitse gemeente Titz, in Gulik aan de heerbaan van Keulen naar Maastricht. (33)

De mening dat deze gebeurtenis in Mainz plaats vond is onjuist. Dit heette vroeger Moguntiacum en lag in Germania Prima. Hier waren de Bourgondiërs later gelegerd en dit leidde tot deze onjuiste opvatting. (34)

Uit deze tijd, de vijfde eeuw, stammen de gebeurtenissen die in meerdere heldenverhalen in de Edda en in de Nibelungen worden vermeld. Het heldenepos van de Nibelungen is eerst rond het jaar 1200 in Passau aan de Donau opgeschreven. Het verhaalt over de Nederlandse held Siegfried (Zegevrijt) van Xanten, die de slangendraak (Lintdraak) had overwonnen en door het bad in zijn bloed onkwetsbaar was geworden. De lintdraak lijkt een metafoor voor de drago, de vleugel- en pootloze draak die de Sarmaten als vaandel en veldteken voerden. Sarmaten waren toen aan de Rijn gelegerd. Hierna veroverde Siegfried het land en de schat van de Nibelungen aan de rand van zijn rijk te Xanten. Wat betreft Nibelungen denkt men aan Niviella het huidige Nijvel. Vervolgens trok naar hij naar het hof van Gundahar, koning van Bourgondië in Worms om diens zuster Kriemhilde te huwen. De vader van Gundahar was koning Dankwart en een invloedrijke oom heette Hagen van Tronje, wat veel overeenkomst vertoont met Troja, een andere naam voor het bij Xanten gelegen Castra Vetera.

De domeinbenamingen indiceren een herkomst van Bourgondiers en Nibelungen uit de regio van Xanten en Castra Vetera. Dit klopt hier lag Mundiacum. Eerst later verplaatsten zij zich naar de Midden-Rijn. In de sage wordt Worms genoemd, waarschijnlijk doordat dit later een belangrijkere stad werd dan het eigenlijke Mainz. (35)

Germania secunda

De Romeinse provincie Germania Secunda

Goar en zijn volgelingen blijven het rijk steunen, ook wanneer Iovinus na twee jaar weer wordt afgezet en gedood. In 442 verzocht Fl. Aetius, de Romeinse opperbevelhebber in Gallië de Alaanse koning Goar, gezien het tijdsverloop waarschijnlijk een zoon van de vorige om naar Orléans te komen om de opstandige autochtone bevolking en ook de daar aanwezige West-Goten daar onder controle te houden. Goar vestigde toen zijn hoofdstad in Orleans en zijn volgelingen namen op nogal hardhandige wijze landgoederen in de steek tussen Orleans en Parijs in bezit. Veel plaatsnamen dragen daar nu namen van Alaanse herkomst.

Koning Sambida aanvaardde in 440 een vestiging bij Valence en in Bretagne kreeg koning Eochar van de bisschop van Auxerre in 447 eigen land. In een gebied rond het meer van Genève zijn zoveel plaatsnamen van Alaanse herkomst dat hier ook een Alaanse vestiging moet zijn geweest. Hier zijn ook graven met de typische, voor steppenvolkeren bekende, schedelvervorming gevonden.

Sangiban de opvolger van Goar vecht tezamen met de West-Goten en de Romeinse generaal Aetius in 451 op de Catalaunische velden bij het huidige Châlons tegen de Hun Attilla.

In de loop van deze eeuw worden de Alanen vaak genoemd bij gevechten in Gallia Cis- en Transalpina onder hun koning Saul die de Romeinse functie praefectus kreeg.

Daarna wordt naam Alanen niet meer gehoord. Het is duidelijk dat na de instorting van het Romeinse Rijk de Alanen, Bourgondiërs, West-Goten en resterende Hunnen tezamen met de aangekomen Franken en achtergebleven Romeinen in de autochtone bevolking van Gallische Kelten is opgegaan. De Franken en Bourgondiërs stichtten toen hun eigen rijken.

Een voorbeeld van deze assimilatie kan zijn dat na de verdwijning van de stamnaam Alanen deze als voornaam Alain weer verschijnt. Die naam wordt zelfs zeer populair. De naam Goar blijft ook bestaan. Na de kerstening van de Alanen, die ongeveer in dezelfde tijd als bij de Franken plaats vond, zien we in de zesde eeuw een bisschop en Sint Alanus en een Sint Goar. Een naamvariant daarvan is Eochar. Deze treedt soms bij één persoon afwisselend op. In het Ossetisch veranderde de naam tot Iæukhar.

Een andere Goar was in 627 in Aquitanië graaf van Albi en volgde in 630 Sint Arnulphus, de oudst bekende stamvader van de Karolingen, op als bisschop van Metz. Dit zou er op kunnen duiden dat de Karolingen oorspronkelijk Alanen waren.

Sarmatische en Alaanse vestingen in Noord-Gallië

Sarmatische en Alaanse vestingen in Noordoost Gallië. (36)

Plaatsnamen in Frankrijk, en hier in de Ardennen, met namen als Alaincourt, Alland'huy Aillainville, Sampigny, Sermaise enz. herinneren aan Alaanse vestigingen in Gallië.

Fibulapaar van de schat van Airan.jpg

In Normandië in de Calvados werd te Airan in 1876 een aantal graven gevonden die dateren uit de 5e eeuw. Deze graven liggen dicht bij twee Romeinse legerplaatsen die deel uitmaken van de verdedigingslinie tegen Friese en Saksische barbaren. Het rijkste graf betreft een jonge vrouw met sieraden die deels van Germaanse, deels van Romeinse origine zijn en deels gelijk zijn aan grafvondsten uit die tijd van graven in de Bourgogne te Balleure, in Duitsland te Fürst en Altlußheim, in Oostenrijk te Untersiebenbrunn, in de Elsas bij Hochfelden, in Portugal te Beja, en aan vondsten van Alaanse sieraden in de Alaanse Koergan van Loutchistoïé op de Krim.

Dit graf is waarschijnlijk van de echtgenote van een Alaanse legercommandant. (37)

Een paar gouden Fibula's met polychrome stenen uit een vermoedelijk Alaans graf in Normandië. (38)

*

Jasz in Hongarije

Een groep nomaden, die een Sarmatisch-Alaanse taal sprak en zich Alanen noemden, is medio 13e eeuw door de koning Béla IV Árpád, in Hongarije binnengehaald om te vechten tegen de Mongolen. Zij kwamen uit Zuid‑Rusland. Zij kregen de naam Jasz, waarschijnlijk door de herinnering aan de Sarmatische Jazygen die eenzelfde soort spraak hadden en hier acht eeuwen eerder leefden. Zij vestigen zich in het centrale deel van de Pannonische laagvlakte, het vroegere Sarmatië, in de regio die nu Jászság heet met Jászberény als belangrijkste stad. De volgende eeuwen assimileren zij volledig in de Hongaarse samenleving. Hun taal verdween geleidelijk, maar er bestaat nog een woordenboek van.

Bij een project van Family Tree DNA is een groot aantal stalen afgenomen bij mannen in deze bevolkingsgroep. De helft heeft haplogroep R, een kwart haplogroep I, haplogroep G ligt in het Europees gemiddelde van 6% en geen van hen behoort tot de sub­groep die in de Kaukasus met name Noord-Ossetië dominant is. Als ze al Alanen zijn dan zijn ze niet verwant aan de Noord-Ossetische groep. (39)

*

DNA

De historicus M. Ammianus schrijft rond het jaar 350 dat de Alanen in Scythië leefden waar zij zich in de loop der tijd hebben verenigd met andere volkeren en dat zij uit twee groepen bestonden maar beiden Halani worden genoemd. (50)

Tegenwoordig wordt het steeds duidelijker dat Scythen en dus Alanen en Sarmaten de Y-DNA haplogroep R1a hadden. Archeologische resten van een oud Sarmatisch skelet uit de grafheuvels in Nadezhdinka in de Wolga steppe, 380-200 v.c., bleken R1a1a1b2a2a-Z2123. (51)

Er zij nu 5 sequenties van oude Scythen. Drie zijn R1a1a1b, een is R1b1a en een Q1a. (52)

Het meeste DNA van begraafplaatsen in Zuid-Rusland is R1a1a, slechts in zes menselijke skeletten uit grafheuvels in de Don regio Don ten noorden van de Kaukasus uit de laat Neolithische tijd bleken G2 te zijn, in de diepte is niet getest. De mt-haplogroep is bij allen I. (53)

Haplogroep N bij oostelijke Sauromatiers wordt genoemd door Chang Hua'an, 常華安. (54)

In de Kaukasus heeft de Y-DNA haplogroep G2a1a de hoogste concentraties van de wereld. Bij 50 % van de mannen komt dit hier voor. De hoogste concentratie is in Noord-Ossetië-Alanië met de subgroep G-P16 en G-P18 bij 60% tot 75% van de bevolking. Ze pretenderen van Alaanse oorsprong zijn, maar dit is nooit bewezen. Men veronderstelt dat ze daar sinds het begin van het Neolithicum wonen en uit het zuiden gekomen zijn.

Voor het schijven van dit artikel werden een aantal recente en klassieke werken bestudeerd. (55)

*


Auteur: Boed Marres, Amsterdam