zegel 1669

Zegel 1669

Brouwers en Regenten

MARRES

zegel 1669

Zegel 1701

*

De Stamvaders Lakenfabrikanten Eerste brouwers

*

Oorlogstijd

Het begin van de tachtigjarige oorlog die in 1568 begon is voor geheel Limburg rampzalig geweest. Maastricht en omstreken worden tijdens de veldtocht van Lodewijk van Nassau in 1574 grotendeels platgebrand. Maastricht herstelt redelijk snel. Het platteland is er pas na tientallen jaren overheen. De familie heeft de hof te Heukelom dan verlaten. Alleen vader Matthijs Marres blijft achter en woont daar tot zijn dood in 1613.

Zijn twee zoons Nicolaas en Reyner Marres zijn in het begin van de tachtigjarige oorlog naar Maastricht gegaan. De familie had daar altijd al woonhuizen en een pakhuis.

Onbekend is aan wie de hofsteden waar de familie al meer dan een eeuw op woonde na het overlijden van Matthijs zijn toegevallen. Het is best mogelijk dat die in de oorlog zijn vernietigd. In de schepenprotocollen van Maastricht is geen vermelding van overdracht aangetroffen. Wel is er een vermelding in de gichten van de schepenbank van Sichen, waar Nicolaas Marres op 28 mei 1613, namens de niet nader aangeduidde erfgenamen, verzoekt in het bezit gesteld te worden van het onder deze bank resorterende land van hun overleden vader Ties Marres. (1)

Reyner Marres, de oudste van de twee zonen, koopt als eerste in 1587 weer een huis in Maastricht op de Kleine Gracht. (2) Later, na 1609, koopt hij nog een tweede huis De Starre op de Tweeberger­straat, de straat waar zijn broer Nicolaas is gaan wonen. (3) Beiden worden lid van het bakkersambacht, maar wellicht waren zij waard en hadden zij bij hun herberg aanpalend een bakkerij. (4)

De landerijen te Heukelom en Sichen en een boerderij in dat laatste dorp worden in handen gegeven van pachters. (5)

Brouwerij Le Vert Galant
op de Kleine Gracht

Reyner sterft op 20 december 1621 en zijn weduwe Anna Hoppels huwt daarna Lenard van Walsden alias Walsenius den ouden, brouwer op de Kleine Gracht in Le Vert Galant. Diens zoon Lenard van Walsden de jonge huwt zijn stiefzuster Eva de Marres, dochter van Anna Hoppels uit haar eerste huwelijk met Reyner Marres. Eva noemt zich vaak de Marres evenals haar broer Paul. Lenard de jonge overlijdt voor zijn vader. Wanneer Lenard Walsenius de oude in 1641 overlijdt erft Eva de brouwerij en zij zal Le Vert Galant dan zelfstandig voortzetten. Eva Marres begint zo als eerste lid van de familie met het brouwen van bier. Zij zal dat 34 jaar lang doen, dan draagt ze hem over aan haar dochters. Met het overlijden van Eva en Paul Marres sterft deze tak uit.

Het huis De Valk
op de Brusselsestraat

Zijn broer Nicolaas Marres, in de wandeling Claes, noemt zich graag Vulgraeff. Dit herinnerde aan de functie die zijn betovergrootvader, de laatste van de familie die in de stad woonde daar had gehad, die was gouverneur van de het Maastrichtse Lakenscheerders gilde, graaf van de vollers. Claes is de stamvader van het Nederlands/Belgische geslacht Marres. Hij koopt in 1591 op de Tweebergerstraat, die later de Brusselsestraat wordt genoemd, het huis 'De Valk' (6). Dit huis zal tot 1722 in familiebezit zal blijven.

Nicolaas Marres, die evenals zijn broer Reyner zeer waarschijnlijk een herberg met een bakkerij drijft, huwt Lijsbeth Palmen en krijgt twee kinderen. Elisabeth en Paulus Matthias Marres. De zoon zet de zaken van zijn vader voort en geeft na het overlijden van zijn grootvader de nog steeds in bezit zijnde landerijen te Heukelom en de boerderij in Sichen in erfpacht uit. Elisabeth huwt Pieter Lenaerts, die haar al in 1649 als weduwe achterlaat.

Paulus Matthias Marres huwt Maaijcke Smeets, afkomstig uit Sichen in het Luikerland, waar haar broer Peter brouwer is. Paulus Matthias zet de zaken van zijn vader voort, hij is ook duidelijk waard (7a) Hij huurt op de Brusselsestraat tegenover zijn woonhuis in 1631 nog een huis Het Alden Ros (7) dat zijn weduwe Maaijcke in 1646 koopt. Zij verhuurt vervolgens De Valk. (8).

Het echtpaar Marres-Smeets vier kinderen twee zoons en twee dochters. De oudste zoon Servaes wordt verderop beschreven. De oudste dochter Cornelia huwt Adrian Cornelyssen. Zij is waardin van Herberg De Gans op de Markt tegenover de St Matthiaskerk. Wanneer haar man Adrian Cornelyssen in 1641 is overleden zet ze als zelfstandige vrouw de herberg voort. In 1665 is ze gehuwd met Gilis Stevens, ruiter onder ritmeester Frankenborch in Staatse dienst. In 1676 overlijdt ook deze en dan verhuurt ze het huis. (8aa) Daarna geeft ze vaak geldleningen uit. In 1692 verdeelt ze 1000 gulden onder haar kinderen. Voor 29 oktober 1695 is ze overleden. (8ab) De jongste dochter Elisabetha huwt de korporaal Peter Billen.

Pau de Marres notaris
op het Vrijthof

Palmachius Marres (1629-1707) de jongste zoon, noemt zich Pau de Marres. Meer familieleden noemden zich toen de Marres. Pau gaat wonen op de Munt en koopt daar het huis De Mortier. In 1669 verhuist hij naar het Vrijthof waar hij het huis De Rode Leeuw heeft gekocht. Gedurende meer dan een halve eeuw zal Pau in Maastricht het ambt van notaris, praktizijn en procureur uitoefenen van 1654 tot aan zijn overlijden in 1707.

In de kortdurende franse tijd van 1672 tot 1678 wordt hij schepen van Valkenburg, welke functie hij na het vertrek van de Fransen en de terugkomst van de Hollanders in Staats Brabant, weer moet afstaan, voorts is hij schepen van Tweebergen (1695) en meyer van de laathof Sint Pieter te Montenaken (1706), maar dat is op Luiks gebied.

Pau de Marres heeft uit zijn eerste huwelijk met Margaretha Booms slechts een dochter, Anna Catharina Marres (1660-1724). Zij blijft ongehuwd, woont eerst te Wyck in het Ruyterstraatje, maar gaat in De Mortier op de Muntstraat wonen wanneer haar vader naar het Vrijthof verhuist.

Drie van de vier kinderen van Pau noemen zich weer gewoon Marres, zonder het prefix de, behalve Elisabeth, het jongste kind.

De echtgenote van Pau sterft in 1662 en Pau hertrouwt dan in 1667 Maria Gehlen. Uit hun huwelijk worden de volgende kinderen geboren.

De oudste zoon Willem Marres (1668-1721) is pater in het Kruisherenklooster te Maastricht. Hij wordt daar procurator in 1711 en prior in 1721. Een jaar later in 1722 overlijdt hij.

Zerk Pau de Marres in de Sint Janskerk te Maastricht

Zerk van Pau de Marres in de Sint Janskerk te Maastricht
versierd met zijn alliantiewapen met twee echtgenotes

Op 27 oktober 1660 verklaart hij, hier Paulus de Marez genoemd, als notaris en procureur op verzoek van de advocaat, de oud burgemeester Paludanus, hoe hij tijdens een rechtszaak te Smeermaes op de 14e van deze maand hoorde hoe de drost met gebalde vuist (ten gespanne vussele) aan procureur Bruijsterbosch verbood om namens de advocaat Paludanus de pen te voeren, en dat hij tegelijkertijd met veel misbaar riep dat de advocaat:
". . . . was eenen schrobber, eenen eerdieve, dubbele eerdieve, met meer andere lasteringe en scheldweurde die hij niet onthouden heeft en dat de drossart het schelden en casteren omtrent een kwart ure volhield, en deze beledigingen voortdurend herhaalde en aanvulde en zei dat dit alles aan de Heer Paludanus gemeld mocht worden." (8a)

In de Kruisherenkerk, waar zijn zijn zoon Willem kruisheer is, wordt vader Pau in 1707 begraven. Ongeveer een eeuw later wordt zijn zerk overgeplaatst naar de Sint Janskerk omdat het kruisherenklooster evenals alle andere katholieke kloosters door de seculiere Franse overheid zijn onteigend en aan de eredienst worden ontrokken.

Regenten

in en rond Maastricht

De tweede zoon Matthijs Marres (1670-1732) is koopman en richt tezamen met A. Nobelen, A. Hamers en J. Cruts een handelssociëteit op voor leveranties aan de militaire garnizoenen te Maastricht en Aken. Het huis de Valk op de Brusselsestraat behoort nog steeds tot de onverdeelde boedel van grootvader Paulus Matthias Marres. Hij koopt van zijn neven hun aandeel daarin op en verhuurd vervolgens De Valk. Hij wordt schepen van de laathof Sint Pieter te Montenaken (1706), schepen van Tweebergen (1709) en schout van de heerlijkheden Genk en Zoetendaal 1722-1732. Hij huwt Margaritha Lenarts.

Dan volgt weer een dochter Elisabeth de Marres (1672-1710). Zij huwt de Venlose burgemeesterszoon Jan Frans baron van Leeuwen (1672-1734). Bij zijn huwelijk is hij luitenant maar hij wordt uiteindelijk, na veel veldslagen en een krijgsgevangenschap in Frankrijk, generaal in het Oostenrijkse leger en commandant van het veldleger in Italië. Bij zijn overlijden is hij vestingcommandant van Mantua. Waar en wanneer Elisabeth overleed is onopgehelderd. Op 8 jan 1710 kreeg zij in Ingolstadt (Beieren) haar laatste kind. Deze zoon, Engelhard August baron von Leeuwen wordt evenals zijn vader generaal-majoor en in 1766 lid van de generale staf van Oostenrijk. Elisabeth is waarschijnlijk in het kraambed of kort daarop gestorven want Francesca Sidonia, het eerste kind van de tweede vrouw van Frans van Leeuwen, Johanna Francisca barones von Bettendorff, trad omstreeks 1730 in het klooster Carmellini te Mantova en zal toen wel achttien jaar geweest zijn. De oudste zoon van Frans en Elisabeth, Bernard baron von Leeuwen, wordt kolonel en ook twee van diens zonen worden hoofdofficier in het Oostenrijkse leger.

Matthijs Marres heeft vijf zoons en drie dochters. Van de vijf zoons worden er vier pater in kruisherenkloosters respect. te Maastricht, Hohenbusch, Wickrath en Schwartzenbroich. (9) De enige zoon die huwt is Jan Frans Marres (1702-1754), schout van de heerlijkheden Genk en Zoetendaal en schepen van Nederheim en Paifve vanaf 1733 en burgemeester van Tongeren 1746/1747. Hij huwt Isabella de Bellefroid-Cluts, weduwe van Robert Dominique de Bellefroid, zijn voorganger als burge­meester van Tongeren en dertiende in de reeks stamvaders van het Nederlandse en Belgische adellijke geslacht de Bellefroid, maar hun huwelijk blijft kinderloos en Jan Frans Marres is daarmee de laatste van deze tak.

De gezusters Maria Sophia (1694-1753) en Maria Anna Marres (1704-1739), blijven ongehuwd en wonen in Het Engelandt op de Brusselsestraat. Maria Elisabeth Marres 1696-1765, huwt in 1724 de vaandrig Rogier à Busco uit een oud Belgisch adellijk geslacht. Deze is kort voor 1733 overleden, waarschijnlijk bij Den Bosch want daar woont zij dan als weduwe. In hetzelfde jaar keert ze terug naar Maastricht en betrekt het vroegere huis van haar grootvader De Rode Leeuw op het Vrijthof. En de laatste dochter ten slotte is Margaritha Marres (1699-1751), die begijn is in Tongeren, maar zich laat begraven in het Kruisherenklooster te Maastricht.
En ondanks deze rijke kinderschare sterft deze tak in mannelijke linie uit.

in Breda

Nicolaas Marres (1744-1801) is de eerste geneeskundige in de familie. Hij is meester chirurgijn en woont in 'Het Vergulde Spoor' in de Eindspoorstraat te Breda. Hij wordt benoemd tot stadschirurgijn en stadsvroedmeester van Breda. In 1796 schrijft hij in op het medische boekwerk Systeem van Heelkunde van Benjamin Bell. Zijn naam komt voor in de lijst van intekenaars (bevoorderaars), die in dit werk is opgenomen.

Nicolaas is een zoon van Lambert Marres, die in 1744 burger van Breda geworden was nadat hij daar in 1738 Elisabeth Ramack gehuwt had. Hij is dan koopman in zout, bier en gedistilleerd. Hij was de zoon van van Servatius Marres brouwer op de Bisschopskommel van Maastricht.

Nicolaas Marres huwt in 1778 Elisabeth Moonen (9a). Zij krijgen twee dochters, die twee broers d'Elhougne (Delhougne) huwen. Anna Elisabeth Marres huwt Jean François d'Elhougne, kapitein in het Franse leger, en Maria Barbara huwde Anthoine Marie François d' Elhougne, advocaat te Leuven en deken van de orde van advocaten aldaar.

Na de komst van de Fransen in 1795 kan Nicolaas Marres als katholiek gekozen worden in de Vroedschap, die herdoopt is tot Provisionele Municipaliteit. Al in 1796 wordt hij daar president van. In 1797 wordt hij commissaris Criminele en Civiele Justitie. Het is een roerige tijd waarin Nicolaas tot de gematigden behoort. Begin 1798 wordt hij met enige anderen uit zijn functies ontheven, mogelijk als gevolg van de politieke zuiveringen die in dat jaar in Frankrijk plaatsvonden. Een half jaar later worden hij en zijn factiegenoten na requesten van de Agent van Justitie te 's-Gravenhage weer in hun posten gerehabiliteerd. In 1800 wordt hij benoemd tot thesaurier van Breda. In 1801 is hij overleden. (10)

Het Alden Ros
op de Brusselsestraat

Servaes Marres (1625 - 1682), generatie X, de oudste zoon van Paulus Matthias, en broer van de notaris Pau Marres is zoals zijn vader herbergier, hij koopt aanvankelijk zijn bier nog elders maar bakt zijn eigen brood. Hij huwt Maaijcke Houbrechts alias van Seijperen. Hij bezit nog steeds veel land in en rond Heukelom en pacht buiten de stad in De Vroenhof nog ruim zes bunder land. Waarschijnlijk wilde hij voor zijn herberg en bakkerij verzekerd zijn van de toevoer van rogge en gerst. (10a)

Het jonge paar woont eerst in de Hooglenculenstraat (11), maar gaat in 1665 na het overlijden van moeder Maaijcke in Het Alden Rosch, het ouderlijk huis op de Brusselsestraat wonen, tegenover het oude familiehuis De Valk dat zich nog in de onverdeelde boedel van vader bevindt en verhuurd is.

Vijf jaar later in 1669 verhuizen ze weer naar een huis op de Kommel. Het huis heeft een tuin en een put waarvan Servaes het onderhoud op zich neemt. (12) De Kommel is een straat achter de Brusselsestraat bij het Predikherenklooster en mogelijk grensden de tuinen van beide huizen aan elkaar. Maaijke Houberechts sterft in 1673.

Brouwerij de Wildeman
op de Brusselsestraat

In 1675, twee jaar na het overlijden van zijn echtgenote erft Servaes Marres van zijn schoonvader de brouwer Lambricht Houbrechts alias van Seijperen enige huizen die door een grote tuin met elkaar zijn verbonden, één ligt op de Brusselsestraat, een tweede op de Kommel. Het complex ligt aan de zuidzijde van de Brusselsestraat naast het Kruisherenklooster. In de grote tuin tussen deze huizen bevindt zich een bierbrouwerij met eesterij, die een poort heeft naar de Kommel en die gedreven wordt door een huurder, die hem voor eigen rekening gebouwd heeft. (13)

Servaes Marres begint zo in 1675 als eerste stamvader van de familie een brouwerij op de Brusselsestraat die hij De Wildeman noemt.

Brouwerij Het Pannenhuis
in Biesland aan de voet van de Louwberg

Het is kleinzoon Aegidius Marres (1682-1722), die in 1710 samen met zijn echtgenote Maria Elisabeth van Geleen de brouwerij Het Pannenhuis start. Deze brouwerij en distilleerderij ligt in het landschap Biesland aan een viersprong van de wegen naar Maastricht, Wolder, Heukelom en Canne, aan de voet van de Louwberg. Het monumentale pand, thans een Rijksmonument, is een huwelijksgift van zijn schoonvader Johan van Geleen. Hier zullen leden van de stadstak tot 1880 wonen. Veel van hun nakomelingen stichtten in de loop van de tijd elders in de stad hun eigen brouwerij.

Zie verder:

Brouwerijen

Het Pannenhuis rond 1900. Coll.& © RHCL te Maastricht

Het Pannenhuis in 1950

*